Smartnewz AR 2018/6613
De gemeente Brummen is tegen uitbreiding van bebouwing in het buitengebied. Deloebas (BV) slaagt er dan ook niet in om een bouwvergunning te verkrijgen voor uitbreiding van haar bedrijfscomplex. Vervolgens komt zij (in 2011) in contact met de eigenaar van een naburig perceel, zij bespreken de mogelijkheid om in overleg met de gemeente gebruik te maken van een Beleidsregel Functieverandering en aldus alsnog een mogelijkheid te creëren voor Deloebas om haar bedrijfscomplex uit te breiden. Daarop volgt overleg met ambtenaren, met als resultaat een ambtelijk conceptvoorstel tot het verlenen van medewerking door de gemeente aan functieverandering met realisatie van een woning op het perceel van de man ten behoeve van hemzelf en bedrijfsbebouwing ten behoeve van Deloebas. Zij sluiten vervolgens een voorovereenkomst waarin is bepaald dat Deloebas voor € 238.000,00 van de man dienst melkveestal en werktuigenloods koopt zonder ondergrond, de opstallen en verhardingen voor eigen rekening sloopt en, met medewerking van de gemeente, een bouwrecht krijgt voor de realisatie van haar bedrijfsuitbreiding. Deloebas neemt niet af, omdat nog onzeker is of de gemeente een bouwrecht zal toekennen voor de bedrijfsuitbreiding. De man vordert nakoming. Over de vraag of schadevergoeding verschuldigd is wordt meermaals geprocedeerd (zie onder meer ECLI:NL:GHARL:2014:10184 ). In deze procedure gaat om de (formulering van de) vragen die aan een aan te wijzen deskundige dienen te worden gesteld, meer in het bijzonder met betrekking tot de kans of een omgevingsvergunning bij juiste nakoming van de koopovereenkomst zou zijn verleend en of dat aspect van belang kan zijn bij de vaststelling van de schade(vergoeding). De man (als eiser) formuleert de aan de deskundige te stellen vragen als volgt:
“1. hoe groot is naar uw inschatting de kans dat een bestemmingsplanwijziging tot stand zou zijn gebracht en onherroepelijk zou zijn geworden, voor een uitbreidingsplan van Deloebas op zijn huidige locatie, conform het principebesluit van de gemeenteraad van Brummen d.d. 20 december 2012, ervan uitgaande dat zowel Deloebas als [eiser] hieraan hun volledige medewerking zouden hebben verleend en dat Deloebas daarvoor een verzoek zou hebben ingediend, voorzien van een bijbehorende ruimtelijke onderbouwing van een door haar ingeschakeld deskundig adviesbureau, dat zou zijn ondersteund door [eiser]?
2. wilt u bij de beantwoording van vraag 1 aandacht besteden aan de vraag of het in uw visie aannemelijk is dat de provincie Gelderland of derden‐belanghebbenden bezwaar zouden hebben tegen het uitbreidingsplan Van Deloebas en zo ja, zou u dan gemotiveerd willen aangeven of het aannemelijk is dat zij dan succesvol het tot stand komen en onherroepelijk worden van een besluit tot wijziging van het bestemmingsplan zouden hebben kunnen verhinderen en hoe groot u die kans dan acht?”
Zowel uit het door partijen gehanteerde stappenplan als uit de tussen hen gesloten overeenkomst volgt dat de overeengekomen voorwaarden alleen zien op verlening van een onherroepelijke wijziging van het bestemmingsplan en niet tevens, zoals door Deloebas betoogd, op het verlenen van een omgevingsvergunning. De rechtbank concludeert dat de door de man geformuleerde vraagstelling als basis voor de berekening van de (kans)schade juist is. De rechtbank benadert zelf een deskundige – om de onafhankelijkheid te waarborgen ‐ die voldoet aan de benodigde expertise om de gestelde vragen te beantwoorden. Aan het bezwaar van Deloebas tegen de op voorhand door de man gepolste deskundige komt de rechtbank daarmee tegemoet. Vervolgens benoemt de rechtbank de deskundige onder gebruikelijke voorwaarden en legt de door de eiser geformuleerde vragen voor en verwijst de procedure naar de (parkeer)rol van 2 oktober 2019…
Robert Lonis, LVG Advocaten