Smartnewz AR 2019/1872

Een trustkantoor verleent diensten aan een persoon uit Oekraïne die via een Limited de uiteindelijk belanghebbende (UBO) is in een stichting. Een bestuurder van het trustkantoor treedt ook op als bestuurder van die stichting. In 2014 vaardigt de EU een verordening uit waarmee beperkende maatregelen van kracht worden jegens een aantal aan het voormalig regime van de Oekraïne gelieerde personen. Op grond van de sanctieregelgeving (WwFT, Sanctiewet en Leidraad DNB voor deze wetten) is het trustkantoor gehouden melding te doen in verband met mogelijke dienstverlening aan personen waarop de verordening van toepassing is. Uit onderzoek van het trustkantoor blijkt dat bij de stichting transacties plaatsvonden met familieleden van een dergelijk persoon, als gevolg waarvan de tegoeden van de stichting bevroren moesten worden onder de sanctieregelgeving. Na de melding bij DNB bericht de UBO dat de managementovereenkomst eindigt en wenst hij, als certificaathouder en op grond van de statuten, de door het trustkantoor geleverde bestuurder te ontslaan en een ander als bestuurder te benoemen. Na inschrijving in de registers van de Kamer van Koophandel, tekent het trustkantoor/de bestuurder bezwaar aan en draait de Kamer van Koophandel de inschrijving terug. Het trustkantoor verzoekt vervolgens het ministerie van financiën en verkrijgt – wegens de sancties zijn tegoeden bevroren – toestemming om in totaal € 101.815,49 op te nemen van een beheerde bankrekening (door verkoop van edelmetaal in Zwitserland) om onbetaald gebleven facturen te voldoen. Een procedure in verband met de teruggedraaide bestuurswissel wordt na dading tussen de Kamer van Koophandel en UBO gestaakt. Op grond van nieuwe informatie bericht het ministerie van financiën later dat de bevriezingsmaatregelen niet langer gehandhaafd worden, waarna alsnog het bestuur aftreedt. In rechte vordert de stichting, samen met de vennootschap en de UBO, betaling van € 241.169,- van het trustkantoor en haar bestuurders op grond van wanprestatie en onrechtmatige daad. Als onderbouwing stellen de eisende partijen dat de sanctiemelding niet zonder overleg plaats had mogen vinden. Ook trad het bestuur niet af ondanks de genomen beslissing daartoe en heeft het bestuur onrechtmatig – want zonder instructie – bezwaar gemaakt tegen de bestuurswissel. Daarnaast waren de onttrekkingen van gelden onterecht en bovenmatig, als ontslagen bestuurder was men daartoe ook niet meer bevoegd. Het trustkantoor/de bestuurders verweren zich. De Rechtbank overweegt dat op basis van de sanctieregelgeving het trustkantoor melding moest maken bij de toezichthouder. Die melding had tot gevolg dat tegoeden en economische middelen werden bevroren totdat ze vrijvielen als gevolg van een gewijzigde sanctieregel of een daartoe strekkend bericht van de toezichthouder. De verordening heeft onmiddellijke werking om de effectiviteit van maatregelen te waarborgen. Vooroverleg is in strijd daarmee, evenals het toestaan, bewerkstelligen of deelnemen aan activiteiten die tot doel hebben om het in de verordening opgenomen verbod ‘afscheid te nemen van een bestaande klant’ te omzeilen. Terecht heeft men daarom niet meegewerkt aan de door de UBO beoogde bestuurswisseling, nu daardoor in strijd zou worden gehandeld met een rechtstreeks werkend verbod uit de verordening. Ook het bezwaar maken bij de Kamer van Koophandel is om die reden niet onrechtmatig. De Rechtbank overweegt ten aanzien van de met instemming van het ministerie van financiën  opgenomen gelden dat werkzaamheden zijn verricht en facturen zijn opgesteld waarvan de inhoud niet is betwist. Ook al zou de managementovereenkomst (rechtsgeldig) zijn beëindigd – mede als gevolg van het sanctieregime kan daaraan worden getwijfeld – geldt dat (onbetwist) werkzaamheden zijn verricht waarvoor recht bestaat op een redelijke vergoeding. Gezien de ontwikkelingen in de tijd (waaronder de latere kennisgeving over het niet langer nodig zijn van handhaving van bevriezingsmaatregelen) en de gevolgen van het sanctieregime, hebben het trustkantoor/de bestuurders ook te dien aanzien niet onrechtmatig gehandeld en zijn zij evenmin tekortgeschoten in enige op hen rustende verbintenis. De Rechtbank wijst de vorderingen, zowel in conventie als in incident, af.

Robert Lonis, LVG Advocaten.