Smartnewz AR 2019/2878

Een makelaar en zijn klant spreken in november 2015 over de aankoop van erfpachtgronden. Eind augustus 2016 belt de klant de makelaar op in verband met de door hem gewenste aankoop van de betreffende gronden. In de erfpachtcontracten is een bepaalde termijn opgenomen, te weten vóór 1 september 2016, waarbinnen het recht op koop dient te worden ingeroepen. De klant stelt de erfpachtcontracten niet aan de makelaar ter beschikking. De makelaar moet deze contracten uit het archief opdiepen en heeft daar enige tijd voor nodig. De (fatale) termijn verstrijkt, de klant mist dan ook de kans om tot de door hem gewenste aankoop over te gaan. Hij stelt de makelaar aansprakelijk en stelt daartoe dat de makelaar zijn zorgplicht schond. De klant vordert in eerste aanleg schadevergoeding tot een bedrag van € 194.851,36, te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van de makelaar in de proceskosten. De Rechtbank overweegt als volgt. De makelaar schond zijn zorgplicht niet. Hij ging binnen twee weken nadat de klant hem daarvoor op 26 augustus 2016 belde met de aankoopopdracht aan de slag. Daarbij betrekt de Rechtbank dat de klant hem de erfpachtcontracten niet ter hand stelde en dat de makelaar die in zijn archief moest opzoeken. De klant onderbouwt onvoldoende dat de aankoop van de erfpachtgronden na november 2015 eerder is besproken dan op 26 augustus 2016. Het voert te ver om van de makelaar, als redelijk handelend makelaar, te verwachten dat hij al in november 2015 de erfpachtcontracten op termijnen controleerde. Daarbij betrekt de Rechtbank dat de klant ondernemer is en op de hoogte moet zijn geweest van de inhoud van de door hem aangegane erfpachtcontracten en de daarin bepaalde termijnen. Verder heeft de makelaar verschillende pogingen ondernomen om alsnog met de verkopende partij tot een oplossing te komen. De Rechtbank wijst de vorderingen van de klant af. In hoger beroep formuleert de klant meerdere grieven, welke zijn gericht op het oordeel van de Rechtbank dat de makelaar zijn zorgplicht niet schond. Zowel de makelaar als de klant besteden bij hun stellingen aandacht aan hetgeen zij bespraken op de relevante momenten over de van de makelaar verlangde werkzaamheden en dus over wat partijen waren overeengekomen. De makelaar stelde daarbij dat de klant bij gebrek aan voldoende middelen niet tot aanschaf van de beoogde gronden kon overgaan zonder eerst andere grond te verkopen. Er is dus geen schade. Het Hof wenst over beide kwesties nadere inlichtingen te krijgen en bepaalt dat om die reden een comparitie van partijen nodig is. Het Hof plaatst de zaak op de rol voor het opgeven van verhinderdata en houdt de mogelijkheid van het treffen van een schikking uitdrukkelijk open.

Robert Lonis,  LVG Advocaten