SmartNewz 19 juli 2019

Een man sluit een verzekering af tegen diefstal. Hij sluit de verzekering af via een tussenpersoon. De verschuldigde premies incasseert de verzekeraar direct, dus geheel buiten de tussenpersoon om. De verzekeraar wijst de man er op dat een betalingsachterstand leidt tot opschorting van de dekking. Er ontstaat achterstand in de betalingen. De verzekeraar, wederom buiten de assurantietussenpersoon om, schrijft de man aan en deelt hem mee dat vanaf het moment van aanschrijven, als gevolg van opschorting, er geen dekking bestaat. Ook vermeldt de verzekeraar dat de verzekering eerst daags na ontvangst van betaling in kracht zal worden hersteld. De man verricht een deelbetaling, er staan dan nog twee kwartalen open. Vervolgens verwezenlijkt zich het risico van diefstal. De man heeft geen dekking. Hij spreekt de assurantietussenpersoon aan. De man verwijt zijn assurantietussenpersoon schending van de zorgplicht. Als gevolg daarvan lijdt hij schade. De man stelt dat de tussenpersoon hem diende te waarschuwen voor de gevolgen van een betalingsachterstand. Ook stelt hij dat de tussenpersoon fouten heeft gemaakt met betrekking tot de schorsing van de verzekering. De kantonrechter overweegt dat, indien de verzekeraar de premie incasseert maar de verzekerde niet tijdig de premie betaalt, er voor de tussenpersoon geen taak is weggelegd. Er is dan ook geen sprake van schending van de zorgplicht. Bij directe incasso door de verzekeraar rust een eventuele zorgplicht om te waarschuwen voor de gevolgen van een betalingsachterstand op de verzekeraar. Vaststaat dat de verzekeraar de man waarschuwde. De kantonrechter overweegt, dat indien de zorgplicht met betrekking tot een schorsing wel door de tussenpersoon geschonden is, dat dan sprake is van een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis waar die tussenpersoon wel voor aansprakelijk is. In dat geval zou zij schade moeten vergoeden. In de onderhavige kwestie stelt de kantonrechter dan de vraag of er wel schade is. Dat is afhankelijk van de vraag of er op het moment van diefstal nog dekking was of dat deze als gevolg van wanbetaling was opgeschort. Uit de correspondentie van de verzekeraar blijkt dat er, als gevolg van opschorting, geen dekking bestond. Omdat de man geen volledige betaling heeft verricht, leidt dat ertoe dat de kantonrechter vaststelt dat door een (deel)betaling de dekking niet was hersteld. Dat de verzekeraar kennelijk niet de hand hield aan betalingstermijnen, acht de kantonrechter niet relevant. Uit de correspondentie van de verzekeraar blijkt juist dat aan wanbetaling consequenties door de verzekeraar werden verbonden, namelijk opschorting van de dekking. Nu er sprake was van opschorting wegens wanbetaling, betekent dit, zelfs als de tussenpersoon fouten zou hebben gemaakt, dat de man als gevolg daarvan geen schade leed omdat hij toch al geen dekking had. De vorderingen van de man worden daarom afgewezen, met veroordeling van hem in de proceskosten.

Robert Lonis, LVG Advocaten