Smartnewz AR 2019/2721

Een aspergeteler constateert dat op een deel van zijn perceel de groei van de asperges achterblijft. Hij laat onderzoeken wat de oorzaak daarvan kan zijn. Aan de overkant van de weg en het talud ligt een perceel met (snij)mais. Op dat perceel spoot een loonwerker onkruidbestrijdingsmiddelen. Hij gebruikt een machine en spuit met een grove druppel van een hoogte van 50 centimeter op de plantjes van 15 centimeter hoog. Ook gebruikt hij kantdoppen. Daarmee realiseerde hij een driftreductie (verwaaiing van middelen) van 95%, ook was de spuitmachine begrensd ten opzichte van de afstand tot het buurperceel. Uit het onderzoek volgt dat van de door de loonwerker gebruikte middelen sporen zijn aangetroffen in de onderzochte asperges. De aangetroffen waardes bleven volgens het rapport onder de meetbare grenzen in het genomen monster, dit betekent dat de middelen niet voorkomen dan wel onder het meetbereik van de huidige wetenschap blijven. De loonwerker stelt dat de schadeveroorzakende grens op een vele malen hoger niveau ligt dan het meetbereik. De rechtsbijstandsverzekeraar van de aspergeteler stelt de loonwerker aansprakelijk, initieel voor een schade van € 33.000,-, later stelt men dit bij tot € 23.113,- wegens onrechtmatig handelen. In eerste aanleg wijst de rechter de vorderingen af. Van dat vonnis komt de aspergeteler in beroep. Het Hof stelt voorop dat in de procedure eerst beoordeeld moet worden of de gebruikte bestrijdingsmiddelen op het aangetaste deel van het perceel terecht zijn gekomen en of de schade daardoor kan zijn veroorzaakt. Door de loonwerker zijn meerdere verweren gevoerd met betrekking tot de feitelijke omstandigheden, welke volgens het Hof niet of niet voldoende gemotiveerd zijn weerlegd. Ook volgt uit diverse rapportages onvoldoende duidelijk of er sprake is geweest van voldoende concrete vaststellingen en daaruit te trekken conclusies. Uit een rapport van een laboratorium blijkt voorts dat nog andere bestrijdingsmiddelen zijn aangetroffen en wel in een concentratie die boven de norm van aanvaardbare inname ligt. Uit niets blijkt dat de loonwerker die middelen ook gebruikte. Aan de enkele verklaring van degene die (in opdracht van de aspergeteler) het perceel van de aspergeteler zelf bespoot, dat de daarbij gebruikte middelen geen schade aan de aspergeplant veroorzaakt, gaat het Hof voorbij. Deze verklaring is te vaag, waarbij het Hof vaststelt dat in de asperges een in Nederland verboden (want schadelijke) stof aanwezig was. Het Hof kan aldus niet vaststellen dat de gestelde schade aan de asperges is veroorzaakt door de spuitwerkzaamheden van de loonwerker op het maisveld. Van spuiten in strijd met bepalingen uit de wet gewasbescherming en biociden en daarmee onrechtmatig handelen, kan slechts sprake zijn indien de mate van waarschijnlijkheid van schade als gevolg van dat spuiten zodanig groot is dat de loonwerker zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van zijn gedrag had moeten onthouden. Het Hof oordeelt dat in dit geval geen sprake was van onrechtmatig handelen. Er is geen sprake van normschending of enig ander handelen op grond waarvan aansprakelijkheid van de loonwerker kan worden aangenomen. Ook is er geen aanleiding voor het omkeren van bewijslast. Het Hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep met veroordeling van de aspergeteler in de kosten.

Robert Lonis,  LVG Advocaten