Smartnewz AR 2019/2432

Enige jaren nadat een man het aannemingsbedrijf van zijn vader overneemt, ontwikkelt hij hoofdpijnklachten. De klachten zijn van dien aard, dat hij een huisarts bezoekt. Na een tweede klachtperiode, waarbij ook duizeligheid optreedt, verwijst de huisarts de man naar een neuroloog. Deze maakt een MRI-scan. Ook bezoekt de man een osteopaat in verband met een vastzittende nekwervel en vermindert hij zijn koffie-inname. De klachten nemen af. Het jaar daarna sluit hij een arbeidsongeschiktheidsverzekering af bij Aegon. Op het vragenformulier van de gezondheidsverklaring vult hij in dat er geen klachten zijn. Het formulier bevat specifiek vragen gericht op aandoeningen c.q. klachten van hersenen en zenuwen, waaronder hoofdpijn en duizeligheid. Ook vermeldt het formulier expliciet dat ook “ja” dient te worden aangekruist na bezoek aan huisarts of hulpverlener. De man vult “nee” in. De verzekeringspolis gaat in, de verzekerde som is € 50.000,- op jaarbasis. Enige maanden later meldt de man zich gedeeltelijk arbeidsongeschikt. Na onderzoek, vragen en nog meer onderzoek, beslist Aegon dat geen uitkering onder de polis volgt. Zij stelt dat de man de mededelingsplicht bij het aangaan van de verzekering schond. Aegon beëindigt de polis, keert niet uit en meldt de persoonsgegevens van de man aan bij  het incidentenregister, het extern verwijzingsregister en het verbond van verzekeraars. In eerste aanleg vordert de man te verklaren voor recht dat hij de mededelingsplicht niet schond, althans dat Aegon in voorkomend geval daar geen gevolgen aan kan verbinden en vordert betaling van een bedrag van € 50.491,57. Ook zegde Aegon ten onrechte de verzekeringsovereenkomst op en eist hij verwijdering van zijn gegevens uit diverse registers omdat hij niet de opzet had om Aegon te misleiden. Dit laatste wijst de Rechtbank toe, de overige vorderingen wijst de Rechtbank af. Het Hof oordeelt dat uit de opzet van de vragenlijst van de gezondheidsverklaring duidelijk blijkt dat de man zijn klachten had moeten melden. De stelling van de man dat deze klachten verholpen waren, leidt volgens het Hof niet tot een ander oordeel. De verwijzing naar een neuroloog en het uitvoeren van een MRI-scan zijn voldoende om aan te nemen – ook voor hemzelf – dat melding aan de verzekeraar aangewezen was. Artikel 7:929 lid 1 BW bepaalt dat de verzekeraar die ontdekt dat aan de in Artikel 7:928 BW omschreven mededelingsplicht niet is voldaan, de gevolgen daarvan slechts kan inroepen indien hij de verzekeringnemer binnen twee maanden na de ontdekking op de niet-nakoming wijst onder vermelding van de mogelijke gevolgen. Dat moment (van ontdekking, met voldoende mate van zekerheid) was volgens het Hof pas aanwezig toen de medisch adviseur de schadeafdeling van Aegon had ingelicht en niet eerder, als door de man aangevoerd. Het Hof oordeelt voorts dat Aegon, gelet op hetgeen zij daartoe aanvoerde, de verzekering niet zou zijn aangegaan als zij bekend zou zijn geweest met de niet gemelde klachten. Het niet overgaan tot uitkeren is ook niet strijd met de redelijkheid en billijkheid als op diverse gronden door de man betoogd, ook niet als opzet tot misleiding niet aannemelijk is geworden. Dit laatste neemt het Hof aan op grond van de door de man naar voren gebrachte stellingen (waaronder een verklaring van zijn huisarts). Het oordeel met betrekking tot de doorhaling van registraties blijft dan ook in stand. Eerst als sprake is van opzet tot misleiding is Aegon gerechtigd tot registratie. In dit geval kan niet worden aangenomen dat hij de bedoeling had door misleiding Aegon te bewegen een verzekeringsovereenkomst met hem aan te gaan die zij anders niet of niet op dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten. Daarmee is niet komen vast te staan dat het formulier bij de aanvraag van de verzekering is ingevuld met de opzet om Aegon daartoe te bewegen. Het Hof bekrachtigt het vonnis in eerste aanleg.

Robert Lonis  LVG Advocaten